Portimão bleek voor ons de ideale haven om dit jaar te overwinteren.
De jachthaven ligt aan de rivier de Arade. Aan de overzijde ligt het vissersdorp Ferragudo. Kerk op het hoogste punt en vissersbootjes voor de kade. Met de fiets is het een drie kwartier rijden, met de bijboot vijf minuten varen. Op de tweede zondag van de maand is er vlooienmarkt in het centrum van het dorp.
Wij hebben het geluk dat de ligplaatsen aan beide zijden onbezet zijn: ruim uitzicht. Soms even een tijdelijke buurman; deze heeft wel een opvallend huisdier. Na een week zijn ze weer vertrokken.
Vanuit de boot zien we in het noorden de Serra de Monchique met de Foía als het hoogste punt van de Algarve. Het dorp Monchique is bereikbaar per bus. Deze stopt en vertrekt vanuit een garage.
Rond het dorp staan in de bossen veel kurkeiken. Het cijfer op de stam geeft aan in welk jaar hij geschild is.
Het uitzicht op de Foia, de hoogste top van het Monchique gebergte, is prachtig. Naar het noorden toe zijn bij helder weer de bergen van centraal Portugal te zien.
We zien ook veel eucalyptussen op de hellingen. Deze boom is snelgroeiend, maar ook zeer brandbaar. Een oorzaak van de vele bosbranden van de laatste jaren.
We beklimmen met Bea en Martin de Pica, de andere top bij Monchique, en laten ons op de top fotograferen. Op de terugweg kiezen we de verkeerde weg en komen uiteindelijk pas via de tuin van een huis weer in de bewoonde wereld.
Het is hier niet altijd zonnig. Tijdens een bezoek aan de Fóia zien we vanaf de top regenbuien langs de kust trekken. Maar wij staan hoog en blijven droog.
De Baai van Alvor is bezaaid met zandbanken. Alleen in de geul is het mogelijk te ankeren.
De Baai is beroemd om zijn schaal- en schelpdieren. Bij laag water zien we iemand bezig met een soort grote fietspomp.
Hij zet hem op een gaatje, perst er lucht door, ziet even verderop een straaltje water spuiten en zuigt daar de schelp op. Altijd beter dan met een hark tot je borst door het water gaan. Maar de almejas zijn dan ook erg gewild en worden goed verkocht.
Met Reina en Graham rijden we naar Cabo de São Vicente. Dit is het uiterste zuidwestelijke puntje van het Europese vasteland.
Zelfs in de winter staan aan de lange doodlopende weg stalletjes met souvenirs en snuisterijen.
De dames bekijken de waren kritisch.
In januari begint het voorjaar, zo lijkt het wel. Allerlei bomen, struiken en bloemen gaan bloeien. Hier een boom vol met mimosa.
Met de kerst verschenen er overal grote rode vruchten in de palmen. Na de kerst waren ze overigens ook ineens weer verdwenen….
Toch kan het in de winter in Portimão ook wel stormen. En als de wind net de haven in staat, gaan door de deining de schepen stevig tekeer. Dan wil er wel iets kapot gaan; zeker als er ruim twintig ton van de Swalker aan ligt te trekken.
Ook het driedaagse vliegfeest van Portimão is niet geheel zonder risico. Zeker als een lid van het Breiltling straaljager stuntteam je toplicht er af lijkt te vliegen.
Wij hadden geen schade, maar wel een nieuwe laag aangroeiwerende verf en onderhoud aan de schroefas nodig. Met de hulp van velen konden we binnen een week gelukkig weer het water in.
Voordat we weer op stap gaan, bezoeken we begin april nog even de kinderen. Die hebben voor ons nog een verassing in petto. Als contrast voor het mooie weer in de Algarve krijgen we een flink pak sneeuw te zien in het Sauerland…
… en een woest stromende Amblève met smeltwater in de Ardennen.