SwalkerOnline

De reis van de Swalker van 2005 t/m 2010

zeiljacht Swalker

Sevilla, 10-05-2008

Het is half zes als de wekker gaat. Moeizaam gaan de luikjes open. Dit zijn we niet meer gewend. Aankleden, ontbijten, boot op slot en op weg naar de bus.

We liggen in Ayamonte en hoorden van andere zeilers hier, dat Sevilla vanaf hier goed bereikbaar is.

We zouden er ook met de boot kunnen komen via de Rio Guadalquivir. Maar Sevilla ligt ver landinwaarts, dus is die tocht lang en het landschap onderweg niet bijster interessant, zo lezen we in de pilot. Dus zitten we nu voor dag en dauw in de bus en lopen om negen uur al door Sevilla op zoek naar een terrasje met koffie.

 We passeren de Plaza de Torres de la Maestranza. Het is één van de oudste stierenvechterarena’s van Spanje. Hier leggen al meer dan twee eeuwen lang stieren het loodje en verlaten de toreadors de arena op de schouders van de toeschouwers. Meestal tenminste. Er kunnen 14.000 liefhebbers een plaatsje vinden, maar nu is alles hermetisch gesloten. Wij hebben er geen enkel probleem mee.

In plaats daarvan klimmen we in een dubbeldeks bus en laten ons langs de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad rijden. We steken de telefoontjes in de oren en de steker in het paneel en krijgen zo de geschiedenis van de stad van eeuwen in een uurtje gepresenteerd. Zo zien we aan de rivieroever de Torre del Oro. In de tijd van de Moorse overheersing was dit een onderdeel van de verdedigingswerken van de stad. Tussen deze gouden toren en een toren aan de overkant werd een ketting opgehangen en zo sloot men de rivier af. Waar hebben we dat ook al weer meer gezien? Chatham in de Medway, La Rochelle in Frankrijk, de kettingen zijn weg maar de torens staan er in het algemeen nog. Een ketting is hier niet meer nodig. Er liggen diverse vaste bruggen over de rivier en alleen de rondvaartboten zijn laag genoeg om te kunnen passeren. De vooruitgang, nietwaar.

 Zoals overal aan de zuidkust van het Iberisch schiereiland wordt de herinnering aan de tijd van de ontdekkingsreizen levend gehouden. Zo staat er in de kathedraal de graftombe van Columbus. Zelf is hij afwezig. Nadat hij tijdens zijn leven al veel had gereisd, heeft zijn lijk dat na zijn dood ook nog even volgehouden. Aanvankelijk werd hij begraven in het kartuizer klooster Monasterio de Santa Maria de las Cuevas in Sevilla waar hij gewoond en gewerkt had. Daarna hebben ze zijn stoffelijk overschot weer opnieuw de oceaan laten oversteken, om het daarna te begraven in de Dominicaanse Republiek.

De joodse wijk, nauwe straatjes, parken en pleintjes geeft om bijna ieder hoek weer een nieuwe verassing. Als we bij het Real Alcázar komen blijkt het al weer tijd om de bus weer op te zoeken. Jammer, geen tijd meer om dit prachtige koninklijk paleis te bezoeken. Eén dag is voor Sevilla dus echt te kort.

 In de bus terug kunnen we weer even uitrusten. En als toetje worden we in Lepa een half uur opgehouden, omdat er in het dorp een fiësta is. Honderden mensen in prachtige Andalusische kledij en ruiters op paarden steken de weg over. Dan mag zelfs de bus er niet door. De chauffeur zit zich te verbijten; die heeft een lange dag achter de rug. Vanmorgen vroeg reed hij ons al uit Ayamonte. Als we er eindelijk weer terug zijn laat hij ons snel uitstappen en rijdt dan snel naar huis. En wij lopen het laatste stukje naar de Swalker. Moe maar vol nieuwe indrukken.

Cadiz, 15-05-2008

Vanaf de haven van Rota gaat er een veerdienst naar het centrum van Cadiz. Een stad die een bezoek waard is, zegt men. Als we aan de wal stappen zoeken we zoals gebruikelijk het toeristenbureau. Op weg er naar toe ontdekken we dat er her en der gekleurde lijnen op de straat zijn aangebracht. Ze vormen verschillende wandelroutes door de stad langs de belangrijkste bezienswaardigheden. Daar willen we graag wat meer informatie over en stappen het toeristenbureau van Andalusië binnen. Zij blijken niet de eigenaar van de strepen, en verwijzen ons naar hun collega’s van de stad Cadiz, even verderop. Die kunnen ons wel voorzien van de nodige papieren en zo gaan we welgemoed op stap. Wie zou vermoeden dat we bezig gaan met een massaal spelletje spoorzoeken, heeft het mis. Je merkt nauwelijks dat anderen dezelfde route volgen. Wel brengen de strepen ons op plaatsen die we anders zeker gemist zouden hebben.

Ruim honderd jaar, van 1722 tot 1838 bouwde men aan de ‘Heilige en Apostolische Kathedraal’ van Cadiz. Door de veranderende smaak in de loop van die jaren, zijn er zowel barokke, rococo als neo-classistische stijlkenmerken te zien. Wanneer we afdalen naar de crypte onder het altaar, komen we in een grote ronde ruimte met verschillende kapellen daarom heen. In één ervan liggen twee illustere inwoners van Cadiz begraven: Manuel de Falla en de dichter José María Pemán. Ze zullen het wel niet hebben gehoord, maar wij konden het niet laten om de echo in het centrale deel uit te testen. Als je op de juiste plek staat, hoor je jezelf wel tien keer keer keer keer keer keer keer keer keer keer keer keer……

 Even verderop gaan we terug in de tijd. Zomaar, tussen de gebouwen en een drukke straat ligt daar een Romeins amfitheater. Ze zijn het druk aan het restaureren, maar het lijkt nog redelijk intact. We schatten dat er gemakkelijk 1000 man zouden kunnen zitten.

 Aan het eind van onze wandelingen komen we langs het Museo de Cádiz. Na al die straten, pleinen, winkels en gebouwen willen we toch nog even wat anders. De man achter de balie vraagt naar onze nationaliteit. We krijgen twee gratis kaartjes omdat we uit een EG land komen! We hebben wel vaker vrij entree gehad tot een museum. Maar deze reden hebben we nog niet eerder gehoord.

We vinden er veel bijzondere zaken. Moderne fotografie met heel apart werk van Hector Bermejo. Impressionistische schilderijen, middeleeuws werk en ook hier weer een Rubens. Uitgebreid aandacht voor vondsten uit de Romeinse tijd, aan het begin van onze jaartelling. In een zaal met Romeinse beelden staat centraal een groot standbeeld van keizer Trajanus. (Ja Nijmegenaren, ook hier!) Maar van nog verder terug, de 5e eeuw v.C. zijn de twee grote Phoenicische sarcofagen. Ze staan naast elkaar opgesteld in een zaal, twee grote stenen doodskisten met op de deksels de beeltenis van een man en een vrouw. Als we er stil naar staan te kijken, gaat ineens het licht uit. Pas als we ons weer bewegen, gaat het weer aan. De moderne tijd is meer doorgedrongen in Cadiz dan in Gdansk. Daar werd in iedere zaal het licht aan en weer uitgedaan door suppoosten. Hier doen de bewegingssensors dat. Die Phoeniciërs hebben daar geen weet van gehad. Hoewel, misschien was energie toen ook al schaars. We kunnen het ze niet meer vragen.

  Gibraltar (21-05)

We liggen al een paar dagen voor anker voor het Spaanse La Linea en kijken uit op het Britse Gibraltar. Een kroonkolonie op een schiereiland, die voor het grootste deel bestaat uit een hoge steile rots. Bij de vrede van Utrecht in 1713 is Gibraltar voor eeuwig aan Groot-Brittannië toegewezen. Het ligt op een bijzonder strategische positie, dus blijven de Britten hier graag de baas. Ook al jarenlang leven er op de rots apen. De legende wil, dat zolang de apen op de rots wonen de Engelsen deze in bezit zullen hebben. Dat willen we wel eens van dichtbij bekijken.

Met de bijboot gaan de naar de jachtclub in de baai, waar we hem tegen een kleine vergoeding veilig achter kunnen laten. Even verderop is de grens. We wandelen langs de lange rij met auto’s die staan te wachten. Het zijn nu vooral Spanjaarden, die voordeling inkopen willen doen. Jaarlijks passeren meer dan 4 miljoen personen de grens. Wij volgen braaf de aanwijzingen voor voetgangers, laten aan de Spaanse en Britse douane onze paspoorten zien en zijn dan in Gibraltar. Bij het toeristen bureau vragen we hoe we bij de apen kunnen komen. We hebben de keuze tussen minibus, taxi, kabelbaan of lopen. We kiezen voor het laatste, dan zien we onderweg ook nog wat. De chauffeurs van de minibusjes denken er anders over en proberen ons met ‘een heel speciale aanbieding voor ons alleen’ als klant te werven. Geen interesse.

Net als we flink de pas er in willen zetten gaat er een pal voor ons een hek dicht. We staan voor de startbaan van het vliegveld en moeten die oversteken. Vanaf de boot zagen we al de nodige passagiersvliegtuigen komen en weer vertrekken. Nu staan we er met de neus bovenop, maar het zijn achttal kleine vliegtuigjes die opstijgen. Daarna gaan de hekken weer open en kan het auto- en wandelverkeer weer de startbaan oversteken. Borden waarschuwen vooral geen vuil achter te laten; “misschien zit u wel in één van volgende vliegtuigen” staat er ter overdenking bij.

Het eerste stuk van de stad is weinig interessant; enorm veel verkeer, hoge flatgebouwen en daartussen werkt men aan nog hogere. Achter een oud stuk stadsmuur is ineens het verkeer verdwenen. De Mainstreet is voor de wandelaars. Drommen toeristen lopen langs de winkels: juweliers, drank- en tabakszaken, kleding foto en elektronica en dat allemaal Taxfree! Pas wel op, want hoewel je ook hier meestal met Euro’s kunt betalen staat alles geprijsd in Ponden. En die zijn 30% duurder momenteel. We lopen het postkantoor even binnen om wat kaarten te posten. Ze hebben prachtige postzegels, waarschijnlijk vooral bedoeld voor de verzamelaars. Maar bij ieder loket staat aangeplakt dat je in een Brits Postkantoor niet met Euro’s aan kunt komen. We hebben gelukkig nog wat Ponden.

Aan het eind van Mainstreet wordt het een stuk rustiger. We omzeilen maar weer de aanbiedingen van de minibusjes want we voelen ons nog fit. De weg loopt nu steil omhoog en we verlagen het tempo. Langs de weg nog wat huizen, een paar vervallen gebouwen en dan een hek wat aangeeft dat we een natuurpark binnenlopen. De weg blijft steil omhoog lopen, maar we merken het nauwelijks omdat we een prachtig uitzicht krijgen. Onder ons de Baai van Gibraltar met een aantal zeeschepen voor anker en daartussendoor de snelle veerboten naar Marokko. Aan de overzijde van de Baai Spanje en verder naar het zuiden de Straat van Gibraltar en de bergen van Marokko. We treffen het; het is erg helder en we kunnen ver zien.

Een bord lang de weg maakt in het Engels en Spaans duidelijk dat het voeren van de apen verboden is en dat er een boete op staat van 500 Pond. Bijna op de zuidpunt draait de weg en gaat verder omhoog in noordelijke richting. Hier staat een huisje, waar we aan het loket een kaartje komen om in het natuurgebied te mogen rondwandelen. En opnieuw het bord met de waarschuwing tegen het voeren. Nog geen aap te zien, maar ze moeten er dus toch nog zijn! De weg gaat steeds verder naar boven en wordt steeds smaller. Iedere keer als we worden ingehaald door een minibusje moeten we in een greppel naast de weg wachten. We krijgen het heet, er is weinig schaduw meer en de zon staat bijna recht boven ons. Plotseling zien we in een bocht auto’s stoppen en jawel, daar zijn de apen! Een achttal apen zonder staart, ongeveer een halve meter hoog en bepaald niet schuw. Ze bekijken ons nieuwsgierig, en wij hen. Ze zitten in de bomen en op de muurtjes langs de weg. Even verderop, bij de Apes’Den zijn er nog meer. Hier hangt ook een lijst met de namen en andere gegevens van de apen. De in totaal 230 apen worden periodiek gevangen en gecontroleerd op hun gezondheid. Al is het een legende, de Britten willen blijkbaar geen risico lopen.

Een eindje verderop staan een paar bankjes. Als Tineke een stukje appel wil eten duikt er plotseling een aap naast haar op, grist het uit haar hand en gaat het naast haar zitten oppeuzelen. We eten zelf maar snel de rest op. Als het aap duidelijk is dat er niets meer te snaaien valt gaat hij nagenoeg tegen Tineke aanzitten. Je weet tenslotte maar nooit.

Na een tijdje zeggen we hem vaarwel en gaan op weg naar beneden. Het is tenslotte nog een hele tippel naar Spanje. Als we weer eens de greppel in moeten voor een minibusje, krijgen we even de neiging om de hand op te steken. Maar niet lang, want ineens zien we weer een paar wilde orchideeën langs de weg. Die hadden we anders zeker gemist.

Marokko (25/05)

Op onze tocht rond de kusten van Europa zijn we nu wel heel dicht bij Afrika beland. We kunnen de verleiding niet weerstaan om ook eens aan de andere kant van de Straat van Gibraltar te gaan kijken en meren af in Ceuta. Dit is een Spaanse enclave recht tegenover Gibraltar. Vanaf de jachthaven is het nog drie kilometer naar de grens met Marokko. Er gaat een stadsbus naar toe, maar over de grens is er pas in een volgend dorp weer geregeld vervoer. Taxi’s zijn er overigens wel genoeg. We treffen Allert en Margo in de haven, die net een dagexcursie hebben gemaakt naar Tetouan en Tanger. Dat lijkt ons ook wel wat.

We gaan met een kleine groep op stap: Ahmed de gids, zeven volwassenen en twee kinderen. Als we na een paar minuten de grens bereiken is het daar een drukte van belang. Het is zondag, en de Spanjaarden gaan dan graag een dagje op stap naar Marokko. Om de grenspassage te bespoedigen laat de gids alle paspoorten daar achter en houdt van alle formulieren met gegevens en stempels na alle controles nog één over. Wie het niet eens is met deze werkwijze kan helaas niet mee. Weinig keuze dus. Eenmaal weer op weg rijden we langs de kust naar het zuiden. Het blijkt een aaneenschakeling van vakantieparken net klaar, in aanbouw of gepland. De gids noemt zo ongeveer alle West-Europese nationaliteiten die hier zich vestigen. Over een paar jaar ziet het er helaas uit als aan de Spaanse Costas, zo verwacht de gids.

In Tetouan stappen we uit bij een poort die toegang geeft tot de Medina, de oude stad, die volledig ommuurd is. Ineens geen brede straten meer met autoverkeer, maar een enorme doolhof van smalle straatjes. Er zijn alleen al 40 moskeeën in de Medina, een Joods kwartier en ontelbare winkeltjes, bars, restaurants enzovoorts. Daarnaast zijn er op wat bredere stukken marktkramen. Meestal zitten dezelfde handwerkslieden bij elkaar hetzelfde straatje. Kleermakers zitten met hun naaimachine ingeklemd in hun handelswaar op een oppervlakte van 2 bij 3 meter. Verkopers van tapijten zitten boven op hun waren die weer opgestapeld zijn op de stalen matrassen van oude bedden. We kijken onze ogen uit. Wat een andere wereld! Wat ons op een gegeven moment wel opvalt, is dat we nauwelijks last hebben van opdringerige verkopers, waar de reisgidsen nogal uitvoerig over verhalen. Misschien heeft het er mee te maken dat ons kleine groepje voortdurend in de gaten wordt gehouden door twee gidsen en een onduidelijk iemand met een portofoon. Natuurlijk brengen de gidsen ons op een bepaald moment in een groot huis waar verkopers alle moeite doen om ons een prachtig handgemaakt tapijt te verkopen. Als we volhouden dat we aan boord van de zeiljacht wonen, vindt men ineens de oplossing: dan kopen we er toch één als cadeau voor de familie thuis? Wij hebben echter alleen belangstelling voor een originele tajine (aardewerken kookpot). Tineke start de onderhandelingen en na uitvoerige onderhandelingen gaat de pot in de rugzak. De lunch is traditioneel de meest uitgebreide maaltijd in Marokko. De soep is wat flauw, maar de couscous met groenten en kip (uit een grote tajine!) smaakt prima. De stukjes geroosterd vlees aan een spies zou van een kameel afkomstig zijn. De smaak is in ieder geval apart. Traditioneel is ook de afsluiting van de maaltijd: Marokkaanse whisky oftewel mintthee.

We stappen weer in de bus en rijden langs de uitlopers van het Rif gebergte naar Tanger. Hier geen vierbaans weg, zoals langs de kust, maar twee banen, die we moeten delen met alle mogelijk ander verkeer. Moderne auto’s, vrachtauto’s van vijftig jaar terug, beladen ezels, bromfietsen, noem het maar op. Een aantal keren komen we in een politiefuik te staan. Het blijkt dat een week geleden een aantal zware criminelen ontsnapt zijn en er wordt met man en macht naar gezocht. We slingeren door het prachtige binnenland en na een uurtje komen we in de buitenwijken van Tanger. Dit is een totaal andere stad. In de buitenwijken grote complexen, waar West-Europese bedrijven profiteren van voordelige belastingtarieven. In de stad zelf brede straten met moderne winkels. Ook hier lopen we door de Medina, die veel ruimer is dan die van Tetouan. Hier worden we wel regelmatig aangeklampt door volhoudende verkopers, die sieraden of een echte Rolex voor 5 Euro (made in Cassablanca) proberen te slijten. Maar als we duidelijk aangeven geen interesse te hebben, laten ze ons verder met rust. Vanaf de muur om de Medina zien we ineens de haven voor ons. Er liggen ook een aantal jachten, maar er lijken weinig voorzieningen te zijn en ze liggen soms vijfdik. Verder is het vooral een grote commerciële haven.

Op de terugweg naar Ceuta zien we op een aantal plaatsen langs de weg groepen vrouwen staan met grote kleurige strooien hoeden op. Het ziet er erg Zuid-Amerikaans uit, maar de gids vertelt dat het Berbervrouwen zijn uit het Rif gebergte die vruchten of kippen verkopen. Het kippenvlees zal niet zo snel bederven, denken we, want de beesten lopen nog vrolijk rond.

Terug bij de grens krijgen we de paspoorten weer terug. Wel wil de Spaanse immigratiedienst graag de passen bekijken van de Amerikaanse, Argentijnse en Roemeense inzittenden van de bus. En alle bagageruimtes moeten open. Want er is nog steeds veel vraag naar een enkeltje Europa. Gaan wij morgen weer doen, maar dan met de Swalker.